
Column: een nieuwe generatie
Als kind groeide ik op met een vader die op een vrachtwagen reed met groenten en fruit. Door de week reed hij grote routes langs diverse veilingen om de oogst op te halen. Op zaterdagochtend reed hij een korte route langs kleine groentewinkels en markten om bestellingen te leveren. Als kind had ik het idee dat wanneer ik de pallet duwde - die mijn vader trok - ik voor hem het werk héééél veel gemakkelijker maakte. Voor hem waren het vooral de kleine kindergesprekken die hij voor geen goud had willen missen, vertelde hij mij later.
Elke week stond er een doos vol met groenten en fruit klaar voor het personeel. Zo leerden wij met de seizoenen mee te eten. Toen hij ouder werd en minder ging werken, kwam er tijd voor zijn hobby… een groentetuin. ’s Zomers werden we overladen met bonen, in de winter was het stamppottijd. Ook bij ons op de boerderij had hij zijn groente-tuin; eerst een klein stukje maar stiekem breidde het langzaam uit en menig uur heeft hij staan spitten met zijn kleinkinderen aan zijn zijde. De moestuin is inmiddels een onkruidveldje geworden. Ik heb te weinig tijd om hem zo netjes te houden zoals hij dat deed.
Nu we zelf ouder worden, snap ik steeds meer wat mijn vader bedoelde met momenten die hij niet zou willen missen. Ik zie het nog zo voor me: kleine rode overalletjes die huppelend achter hun vader de stal in gaan, en hoge stemmetjes die boven het geblèr van de kalfjes uitkomen. Als kind ergerde ik me wel eens aan mijn vader. Hij wist het altijd beter en was recht door zee. Misschien ergeren onze kinderen zich ook aan ons wanneer wij het weer beter weten.
Een bekende uitspraak van mijn vader was: “Er moet eerst weer eens honger komen, dan waardeert men wat zo vanzelfsprekend is.” Honger is er tot aan nu nooit gekomen. Maar ons eten wordt wel steeds duurder. In de VS kost een ei meer dan een euro, heb ik gehoord. Het toverwoord ‘stoppen’ krijgt nu langzamerhand een andere betekenis. Want kan iedereen in de toekomst nog zijn eten betalen?
Minder dan 10 procent van de jonge agrariërs in Europa is jonger dan 40. Ik vraag me af hoe groot de generatie is waaraan zíj hun kennis over het maken van voedsel nog doorgeven. En komt ons voedsel tegen die tijd niet steeds vaker uit fabrieken van grote multinationals? En moeten we dat erg vinden of is dit een logisch gevolg van ‘de vooruitgang’?
Het bedrijf waar mijn vader werkte, bestaat niet meer. Er waren op den duur te weinig groentezaken en kleine zelfstandigen die groenten en fruit afnamen. Ook in de agrarische sector merken we dat familiebedrijven moeite hebben om alle investeringen te doen die van hen gevraagd worden.
Gelukkig lijken we hier in Nieuweroord de komende decennia nog gewoon voedsel maken met ons familiebedrijf. Sinds kort kunnen we zeggen dat we een opvolger hebben. Daar zijn we trots op. Onze zoon heeft altijd wel de wens gehad om boer te worden, maar nu we de oude stallen bijna vernieuwd hebben, staat er weer een stevig fundament onder het bedrijf. We kunnen het met liefde doorgeven aan een nieuwe generatie.
Misschien krijg ik dan toch tijd voor de moestuin…
Evelien Smit,
Trotse kalverhouder in Nieuweroord
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland