Veel minder herkomstlanden bij import kalveren

Het aantal buitenlandse kalveren is tot en met week 17 met bijna 10.000 afgenomen ten opzichte van 2023. Vanaf 1 januari dit jaar zijn er 269.000 dieren naar ons land gekomen. Vorig jaar was dat 278.500, terwijl er toen in de eerste twee weken geen Duitse kalveren binnenkwamen vanwege de hogere transportleeftijd van 28 dagen. In vergelijking met 2022 zijn er dit jaar over dezelfde periode 30.000 kalveren minder geïmporteerd, een daling van bijna 10 procent.

Naast de daling van de totale import, neemt ook het aantal landen af vanwaar de kalveren naar Nederland komen. Waar in 2022 handelaren nog in tien landen kalveren inkochten, zijn dat nu feitelijk nog slechts vijf landen, te weten: België, Denemarken, Duitsland Ierland en Luxemburg. Eind januari is er daar RVO ook nog één transport vanuit Estland genoteerd, maar dat ging om slechts 280 dieren.

Per herkomstland
RVO publiceert de cijfers per herkomstland. Transporten die net voor de Nederlandse grens in België of Duitsland verzameld worden, tellen mee in het land van verzamelen. Omdat RVO de cijfers elk jaar op dezelfde manier verzamelt, is de daling in het aantal herkomstlanden wel degelijk een trend te noemen. Handelaren verklaren de afname door het aantal stoppende kalverhouders in Nederland. Hierdoor zijn er minder dieren nodig.

Ook speelt volgens hen de publieke opinie mee. Transporten over lange afstand hebben een negatief imago. Dit zou ook één van de redenen zijn achter het lage aantal Ierse kalveren dat dit jaar naar Nederland is gekomen. Met 50.000 ligt dit aantal ongeveer 25.000 onder het niveau van voorgaande jaren. Ierse kalveren gaan dit jaar meer naar Zuid- en Oost-Europese landen.

Meer Duitsers
De import van kalveren vanuit Duitsland neemt juist toe. Tot en met week 17 zijn er 186.000 Duitse kalveren naar Nederland gekomen. In 2023 en 2022 waren dat er respectievelijk 162.000 en 174.500. Duitsland blijft met een aandeel van 70 procent veruit de grootste leverancier van kalveren.