
Laat gezaaide mais heeft gevolgen voor rantsoen
Omdat veel mais laat gezaaid is, zullen zowel de kilo’s als het zetmeelgehalte lager uitvallen. Compenseren met losse grondstoffen en krachtvoer lijkt interessanter dan bijkopen van mais met een mindere kwaliteit.
Het natte voorjaar – dat in sommige regio’s supernat te noemen is – heeft geleid tot een grote spreiding in het inzaaimoment van mais. Grofweg is er dit jaar van half april tot begin juli gezaaid: een spreiding van drie maanden waar dat normaal één maand is. De grote variatie in zaaidatum heeft ook consequenties voor de maisopbrengst, is de verwachting. Zelfs met een goed najaar zullen het volume en de energieopbrengst lager liggen dan in een normaal oogstjaar.
Vleesveespecialist Klaas Wiersema van Voergroep Zuid verwacht dat laat gezaaide mais minder kolfzetting heeft. Dat betekent dat het zetmeelaandeel lager is en de groei van kalveren kan tegenvallen. Wel verwacht hij een smakelijk groene plant. Vorig jaar werd de mais geoogst met 42 procent droge stof en een zetmeelaandeel van 370 gram per kilo. Wat het dit jaar zal zijn, vindt Wiersema moeilijk te zeggen en hangt volgens hem af van het weer de komende maanden.
Jos Groten, onderzoeker bij Wageningen University & Research schat dat laat gezaaide mais gemiddeld een zetmeelgehalte rondom de 250 gram per kilo droge stof zal hebben. De kans bestaat volgens hem dat er helemaal geen kolf in komt, ondanks pluimvorming en bloei. “Mais bloeit normaal gesproken van half juli tot half augustus. Bloeit mais eind augustus, begin september, dan vrees ik het ergste. Als er al pitten in komen, zijn ze heel klein.”
Niet te laat oogsten
Grote vraag is: wanneer ga je dit seizoen oogsten? Als de draagkracht van de bodem gedurende langere tijd goed is, kan de kalverhouder zelf het oogstmoment kiezen. De vertering van de plant bepaalt daarbij het oogstmoment. Wiersema: “Ondanks een relatief laag zetmeel in de mais, moet je niet laat oogsten. Dan krijg je ook nog verhouting van de plant. De vertering en smakelijkheid gaan fors achteruit waardoor het rantsoen flink gecompenseerd moet worden met andere grondstoffen.”
Groten wijst op de datum van 10 oktober. Dan is de verhouding tussen dag en nacht zover veranderd dat het verademen van het gewas meer energie kost dan er overdag aan groei bijkomt. Normaal gesproken slaat de maisplant suiker op als zetmeel. Vanaf 10 oktober wordt de overdag geproduceerde suiker ’s nachts weer gebruikt. “Daardoor heb je na die datum geen toename meer van zetmeel in de maisplant en is er zelfs kans op afname.”
Op veel kalverbedrijven zal het lagere zetmeelaandeel in mais gecompenseerd worden met krachtvoer en losse grondstoffen. Een product dat zeer geschikt is, is maismeel. De prijs is op dit moment nog relatief gunstig. Ook aardappelproducten passen volgens Groten in een kalverrantsoen als zetmeel uit mais tegenvalt. Nadeel is wel dat er tegenwoordig minder aardappelproducten, zoals snippers, voorradig zijn. Wiersema waarschuwt voor het aankopen van mais met weinig zetmeel. “Die mais is snel te duur omdat de groei van kalveren tegenvalt. Waarom zou je mais kopen met weinig zetmeel als er goede andere grondstoffen zijn.”
Droge grondstoffen
De vleesveespecialist van Voergoep Zuid is een groot voorstander van het voeren van droge losse grondstoffen naast, normaal gesproken, 1,5 kilo droge stof snijmais per kalf per dag. Met de minder goede mais van komend seizoen, gaat hij liever terug naar 1 kilo droge stof snijmais per kalf (aangevuld met wat gehakseld stro voor een stabiele pens). Voor de rest kiest hij voor losse grondstoffen en krachtvoer. Het rantsoen moet gericht zijn op een hoge daggroei. “De vleesprijzen zijn goed en de verwachting is dat ze dit najaar nog hoger zijn. Groei wordt dus betaald.”
Het rantsoen met meer grondstoffen en/of krachtvoer zal wel wat duurder zijn dan wanneer er volop mais gevoerd kan worden van een goede kwaliteit. Wiersema verwacht dat een rantsoen met extra losse grondstoffen en krachtvoer normaal gesproken minimaal 4 kilo vlees meer moet leveren. Met de verwachte lagere kwaliteit mais, is dat volgens hem dit jaar makkelijk te realiseren.
Producten die naast maismeel passen in een kalverrantsoen zijn sojahullen, palmpitschroot en geplette tarwe of geplette gerst. Wel moet er meer aandacht zijn voor het mengen van het rantsoen wanneer er meer droge grondstoffen gebruikt worden. Deze fijne (en melige) producten zijn minder goed onderling te mengen, laat staan door een ruw materiaal zoals mais. Het advies is daarom om te werken met een goed gemengd voormengsel van droge producten en dit voldoende lang door het ruwvoer te mengen.
Minder mais in opfok
Wanneer er dit jaar minder mais in de sleufsilo belandt dan andere jaren, is het advies om in de opfokperiode geen of minder mais te voeren en de mais te reserveren voor het afmestrantsoen. Is er wel voldoende mais, dan blijft het opletten met de rijpheid. Want met weinig kolf, een groen blad en een relatief laag drogestofpercentage, kan het zijn dat de mais onderin de kuil veel zuurder is dan bovenin. De kans op pensverzuring neemt toe, vooral bij jonge kalveren. Het advies is om deze mais pas te voeren aan kalveren die minimaal achttien weken oud zijn.
Lees het volledige artikel in De Kalverhouder die zaterdag 10 augustus verschijnt.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland