Vakantietijd is de tijd om tot rust te komen. Met een boerderij, vijf tieners bij huis en een deur die altijd open staat voor alles en iedereen is het lastig om die rust te vinden.
We zijn een paar dagen weggeweest met het gezin en bezochten Rotterdam. Even geen telefoon, geen kalveren en vooral geen zaken die erg veel negatieve energie geven. Ik vind die haven, de bedrijvigheid en die multiculturele samenleving – met mensen die heel anders in het leven staan dan die zure veganisten – prachtig. Maar als ik richting de Tweede Maasvlakte rijd, komt er wel een kleine cynische glimlach op mijn mond. Is die koe als enige erg vervuilend? Als ik mag kiezen om tussen de koeien te liggen of onder de rook van een oceaanstomer weet ik het wel. Of trekken deze industrieën meer geld uit om dure advocaten en juristen de mazen van de wet te zoeken? Ik vind de industrie net zo belangrijk als de veehouderij. Het Ruhrgebied zit vol met mensen, dieren en industrie en is vergelijkbaar met Nederland. Waarom kan het daar wel?
Vakantie is ook veel bezoek van collega-boeren en familie. Het gaat dan vaak over de hypocrisie van de regels. Vorige week bezocht een studiegroep jonge melkveehouders ons bedrijf. Zij maken zich terdege zorgen over wat er met hun kalf moet gebeuren, de scenariostudie belooft voor hen niet veel goeds. Ook onder de melkveehouders om me heen leeft dat we met elkaar echt wel een probleem hebben dat opgelost moet worden. Althans, dat probleem wordt ons opgedrongen, volgens die scenariostudie. Waar het probleem ligt, is me nog niet geheel duidelijk. Hebben we überhaupt wel een probleem?
In eerdere columns heb ik aangegeven dat we in Noordwest Europa de zaak wat betreft het bijproduct van de melkproductie het top voor elkaar hebben en een voorbeeld in de wereld zijn. Nergens hebben ze de verwaarding van het kalf zo op orde als hier. Maar we moeten de ogen niet sluiten voor de scenariostudies.
Natuurlijk is het niet allemaal 100% goed op elk melkveebedrijf en dat kalf wat dán niet top is, heeft het ook moeilijk in de kalverhouderij. Een probleem voor beide boeren. Daarom is het ook zo goed om kalverhouderij in het verlengde van melkveehouderij te blijven zien. Ik hoor een melkveehouder nog zeggen ‘melken is mijn ‘core business’, niet het kalf’. Maar hij vergat dat zijn koeien om melk te kunnen geven toch eerst een kalf moeten krijgen.
Het kalf mag geen sluitpost zijn. Een gezond kalf werkt voor ons makkelijk en plezierig en vraagt weinig antibiotica. Als alles goed gaat geeft het ook nog een mooie opbrengst.
In Duitsland mogen vanaf volgend najaar de kalveren pas vanaf 28 dagen op transport. Leeftijd zegt niks over gewicht en conditie. Volgens onderzoek is de immuniteit veel hoger dan met 14 dagen, maar er kan ook een hoop verprutst worden in die 28 dagen.
Melkveehouders zijn vaak erg benieuwd hoe wij hun kalveren opvangen en willen echt leren hoe ze het beter kunnen doen. We moeten het samen doen. We moeten het wij-gevoel creëren. De kennis die er bij alle partijen is, delen met elkaar. Maar ook de marge moeten we goed delen. Als de markt goed is, moet een goed kalf ook goed betaald worden.
Dat kan als we de kringloop rond maken in Noordwest-Europa. Met de melkveehouders een kalf groot brengen met zo min mogelijk antibiotica, zo kort mogelijke reisafstanden en consumptie in de regio, De Europese regio, niet het kleine stipje Nederland, dat landje dat het altijd beter weet. Dat betekent samenwerken en zeker niet elkaar laten uitspelen door handel en andere partijen!
Rotterdam is een centraal punt waar voor heel West-Europa producten binnenkomen daar stopt het ook niet bij de Nederlandse grens. De veehouderij is niet in te wisselen voor industrie. Eigenlijk hangt alles aan elkaar. Leef en laat leven, dan houden we het lang vol met elkaar!
Hans Luijerink
Voorzitter VVK
Column op Boerderij.nl
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland