Uit nieuwe berekeningen van het RIVM blijkt dat de gemiddelde bijdrage van de landbouwsector aan de stikstofdepositie in stikstofgevoelige natuurgebieden 41 procent is.
In eerdere berekeningen van het RIVM was dit percentage 46 procent, dat later bijgesteld is naar 45 procent.
De nieuwe bijstelling is nodig omdat het RIVM een onjuiste middeling heeft gemaakt van de gegevens over ongeveer honderd deelsectoren en 255.000 rekenpunten. De data die gebruikt zijn voor de berekening zijn onveranderd. Ook de relatieve bijdrage per sector blijft volgens het RIVM gelijk.
Het percentage van 41 procent is gebaseerd op alle hectares stikstofgevoelige natuur binnen 130 Natura 2000-gebieden. Dit betreft 118 stikstofgevoelige gebieden plus twaalf waterige natuurgebieden waarbij alleen de stikstofgevoelige natuur binnen het waterige gebied is meegeteld (ter illustratie: de Waddenzee bevat 1 procent stikstofgevoelige natuur en is daarom door het RIVM voor slechts 1 procent meegeteld).
Het RIVM constateert verder dat het Mesdagfonds de depositie, die op 20 februari is toegelicht, verkeerd heeft berekend. De depositiewaarden zijn door het Mesdagfonds bepaald door twee berekeningen uit te voeren, een keer voor stikstofoxiden (NOx) en een keer voor ammoniak NH3.
De stikstofemissies van beide berekeningen zijn onterecht door het Mesdagfonds samengevoegd, stelt het RIVM. Hierdoor wordt de bijdrage van sectoren die voornamelijk NOx-emitteren (verkeer, scheepvaart en industrie) aanzienlijk overschat en de bijdrage van landbouw aanzienlijk onderschat.
Het Mesdagfonds had deze conclusie zelf ook al getrokken en komt met een nieuwe berekening.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland