Het kiezen van het ideale maisras voor rosékalverhouders is niet eenvoudig.
Ruwweg is de hoogste VEM per kg droge stof het belangrijke kenmerk voor kalverhouders. Diegene die rassen nog verder willen onderverdelen moeten kijken naar de hoogte van het zetmeel en de celwandverteerbaarheid.
Celwandverteerbaarheid staat sinds 2012 niet meer op de rassenlijst. Onafhankelijk voerspecialist Aart Malestein uit Voorthuizen vindt dit jammer. Hij hecht waarde aan het meewegen van dit kenmerk omdat het een wezenlijk onderdeel is van de rantsoenoptimalisatie.
De energie die een maisplant levert bestaat uit zetmeel (in de kolf) en celwanden (NDF, voornamelijk in de stengel). Bij elkaar opgeteld beslaan deze twee componenten altijd ongeveer 740 gram per kg mais. Is het aandeel zetmeel 400 gram, dan is het aandeel NDF 340 gram. Is het aandeel zetmeel 340 gram, dan is het aandeel NDF 400 gram.
De verteerbaarheid van zetmeel is met 90 procent hoger dan die van de NDF (48 tot 60 procent). Zetmeel is dus verreweg de belangrijkste energiebron van mais omdat het kalf die energie ten volle kan benutten. Toch is ook de celwandverteerbaarheid een kenmerk om niet te vergeten, stelt Malestein. Een verschil van 12 procent (48 of 60 procent) op een aandeel van gemiddeld 360 gram kan een aanzienlijke invloed hebben op de groei van het kalf.
Het verschil tussen de betere rassen op de rassenlijst is echter maximaal 5 procent in celwandverteerbaarheid. Volgens Malestein nog voldoende om het kengetal mee te laten wegen in keuze voor een ras. Ondanks dat de term niet meer op rassenlijst staat, is de celwandverteerbaarheid wel af te leiden van twee andere kenmerken, namelijk VEM per kg droge stof en het zetmeelgehalte.
In De Kalverhouder die zaterdag 18 februari verschijnt leest u meer over dit onderwerp.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland