Advies: helft minder mais op zuidelijke zandgronden

De CDM heeft indicatieve berekeningen gemaakt op basis van de huidige landbouwpraktijk en gebruiksnormen. Met een halvering van stikstofgevoelige gewassen op zand duikt de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater na verloop van tijd onder de 50 milligram per liter. Het areaal uitspoelingsgevoelige gewassen in het lössgebied dient met ongeveer een derde te worden verminderd.

De CDM geeft als alternatief om zeer vroege snijmaisrassen te telen in combinatie met een vroegtijdig gezaaid nagewas. Dit gaat waarschijnlijk iets ten koste van de opbrengst, maar vermindert de uitspoeling van nitraat. Aardappelen en groenten zouden vervangen kunnen worden door granen en overige minder uitspoelingsgevoelige akkerbouwgewassen. Dit heeft voor akkerbouwers forse negatieve financiële consequenties.

Volgens landbouwminister Schouten geeft het CDM-advies een goede schets van de opgave en een helder signaal naar de agrarische sector: er zullen flinke stappen gezet moeten worden gedurende de komende actieprogramma’s Nitraatrichtlijn om de doelen voor grondwaterkwaliteit op zand en löss te behalen. In het zevende actieprogramma wil de minister invulling geven aan deze opgave door boeren aan te zetten tot het nemen van maatregelen om uitspoeling te verminderen.

In het achtste actieprogramma komt bij onvoldoende resultaat, mogelijk een aanpassing van het bouwplan in zicht. Naast een hogere kans op uitspoeling heeft snijmaïs ook positieve eigenschappen. Het heeft een relatief hoge opbrengst en draagt door toepassing in het rantsoen bij aan beperking van de stikstofexcretie door rundvee en de ammoniakemissie uit de rundveehouderij.