De snijmaiskuilen van 2019 bevatten met 345 gram per kg droge stof een matige hoeveelheid zetmeel. Tussen regio’s bestaan grote verschillen.
Dit blijkt uit de eerste duizenden maismonsters die Eurofins Agro heeft geanalyseerd. Het gemiddelde zetmeelgehalte in de maiskuilen ligt wel iets boven het niveau van vorig jaar, maar in een normaal jaar ligt dat tussen 370 tot 380 gram per kg droge stof. De spreiding in het zetmeelgehalte is enorm: 90 procent van de monsters ligt tussen 240 en 412 gram per kg droge stof met extreme uitschieters aan zowel de boven als onderzijde. Oorzaak is de droogte waar sommige regio's flink last van hebben gehad.
Mais afkomstig uit Utrecht en Zuid-Holland komt dit jaar met gemiddeld 376 gram per kg droge stof op een normaal niveau. In Gelderland en Overijssel blijft het zetmeelgehalte op 333 steken. Over het algemeen zijn de kuilen in deze regio’s droger dan gemiddeld. De bestendigheid van het zetmeel is gemiddeld 29 procent. De verwachting is dat dit percentage nog wat oploopt, als meer afgerijpte mais wordt geanalyseerd.
De gemiddelde voederwaarde van de snijmaiskuilen komt uit op 989 VEM, een prima uitgangspunt voor de energievoorziening in het rantsoen. De verschillen liggen tussen 765 en 1085 VEM. Het melkzuurgehalte in de snijmaïs ligt met 59 gram per kg droge stof fors boven het vijfjarig gemiddelde van 52 gram. Het suikergehalte ligt wat lager dan vorig jaar. De combinatie van beide cijfers toont aan dat de conservering goed is geslaagd: de aanwezige suikers zijn omgezet naar melkzuur.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland