Ondanks dat een vijfde van de werkgelegenheid in de intensieve veehouderij plaatsvindt op primaire bedrijven, ligt de toegevoegde waarde op slechts 10 procent. Andere schakels in de keten realiseren een gelijke of hogere toegevoegde waarde dan hun aandeel in werkgelegenheid.
Dat blijkt uit de macro-economische cijfers die Wageningen UR publiceert.
De totale werkgelegenheid van het intensieve veehouderijcomplex kwam in 2016 uit op ruim 91.000 arbeidsjaren. Bijna 20 procent van de werkgelegenheid in dit complex zit op de primaire bedrijven. Dat de toegevoegde waarde van de primaire bedrijven op de helft ligt, duidt op een relatief lage toegevoegde waarde per arbeidskracht in vergelijking met de overige schakels in het complex.
Zo’n 51 procent van de toegevoegde waarde van het intensieve veehouderijcomplex komt tot stand in de toelevering. De verwerkende industrie zit op 28 procent. Distributiebedrijven zitten op een bijdrage aan de toegevoegde waarde van 10 procent.
De toelevering neemt in het complex ongeveer de helft van de werkgelegenheid voor zijn rekening, de verwerkende industrie circa een kwart en de distributie 6 procent. Alle schakels lukt het dus om een gelijk of hoger aandeel van de toegevoegde waarde te realiseren dan hun aandeel in de werkgelegenheid, behalve de primaire bedrijven. Sinds 2010 is de werkgelegenheid – relatief gezien – het meest toegenomen in de verwerkende en toeleverende schakels van het complex.
De toegevoegde waarde van het totale intensieve veehouderijcomplex steeg in 2016 - het meest recente jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn - tot zo’n 6,8 miljard euro. Het intensieve veehouderijcomplex in het overzicht van Wageningen UR is opgebouwd uit de sectoren vleeskalveren, varkens en pluimvee (totaal 6.101 bedrijven in 2016). Hiertoe behoren ook slachterijen en vleesverwerkers en toeleveranciers en distributiebedrijven die leveren aan de primaire intensieve veehouderijbedrijven of verwerkende industrieën.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland