
Leven als keizer in Italië
Eind september reisde ik met ons bestuur van de VVK naar Italië. We wilden met eigen ogen zien hoe het land zich ontwikkelt nu de kalfsvleesproductie in Nederland terugloopt. Italië is een prachtig land, waar eten geen bijzaak is maar een levenshouding. Daar draait het niet om calorieën of gemak, maar om smaak, herkomst en beleving. In Nederland is zo’n 80 procent van wat in de supermarkt ligt bewerkt. In Italië had ik de indruk dat het precies andersom is: 80 procent puur en onbewerkt.
Wie Italië zegt, zegt rund en kalfsvlees, maar ook kip en uiteraard varken, met als paradepaardje de Parmaham. In Parma bezochten we producenten van ham en Parmezaanse kaas. Qua efficiëntie kunnen wij hen nog wat leren, maar qua product, smaak en vooral beleving… daar lopen wij kilometers achter. Een gerijpte Parmaham van 9 kilo brengt minimaal 200 euro op. Over toegevoegde waarde gesproken... En de melkprijs voor boeren die aan de fabriek leveren waar Parmezaanse kaas wordt gemaakt, ligt op 90 cent tot 1 euro per liter terwijl hier de melk af boerderij op goed 50 cent zit. Na een jaar rijpen gaat de kaas vanaf fabriek voor minimaal twintig euro per kilo over de toonbank. Over de hele wereld wordt er aan deze Italiaanse producten getrokken.
Voor kalfsvlees ligt dat anders: ondanks dat het een typisch Italiaans product is, is het land netto-importeur. De zelfvoorzieningsgraad ligt op 65 procent, de rest komt onder meer uit Nederland. Voor Amerikaanse begrippen mag de productie van kalfsvlees in West-Europa een streekproduct heten; in Europa praten we over import en export van dieren en vlees. De houding in de verschillende Europese landen is ook opvallend afwijkend. Waar wij in Nederland met subsidies boeren richting sanering duwen, lukt het 1.000 kilometer verderop nauwelijks om met subsidie!!! de productie overeind te houden.
Nederlandse kalverboeren zijn vakmensen. Specialistisch werk dat je niet zomaar aan iedereen kunt overlaten. In Frankrijk en Italië is het lastig om de productie op te voeren: te weinig boeren, te lange rijafstanden, onderschatte logistiek. In Italië komt daar nog bij dat de kalverhouders managers zijn. Ze hebben werknemers in dienst voor het stalwerk en doen zelf de zakelijke beslommeringen. Wij Nederlanders zijn echte boeren, die zelf met het vee bezig zijn. De technische resultaten en diergezondheid (met een laag antibioticagebruik) hebben wij beter onder de knie dan elders. Zorgen voor vee zit in onze genen. Niet voor niets kom je overal op de wereld Nederlandse boeren tegen.
Na vele reizen zie ik steeds hetzelfde patroon: ieder land kent zijn kansen, maar ook zijn eigen strubbelingen. Je kunt leven als koning in Frankrijk en als keizer in Italië, maar de randvoorwaarden voor dat goede leven beginnen bij gezonde voeding en goede zorg voor dieren. Dáár zouden we ons in Europa gezamenlijk op moeten richten. Laat die voeding maken door boeren die dat met passie en plezier doen. Daarom een klemmend beroep op de Nederlandse overheid: gooi het kalf niet met het badwater weg. Benut de kracht van Nederlandse boeren voor het maken van dit prachtige product dat wereldwijd gevraagd wordt. Nederlands kalfsvlees dat qua kwaliteit imago en smaak kan wedijveren met de hammen uit Parma. Met als toetje de laagste CO2-footprint. Als dat onze beleidsmakers ook gaan zien, worden we misschien wel keizer in eigen land!
Hans Luijerink
Voorzitter VVK
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland