Adema wil realisme in regelgeving dierwaardige veehouderij
Demissionair LNV-minister Piet Adema wil een wijziging doorvoeren in de Wet dieren zodat de wet uitvoerbaar en handhaafbaar is en tevens toewerkt naar een dierwaardige veehouderij.
Heikel punt in de Wet dieren is de door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wijziging in 2021 van artikel 2.1. Hierbij werd het amendement van Leonie Vestering (PvdD) doorgevoerd waarin stond dat dieren niet in een bepaald houderijsysteem gehouden mogen worden of in een bepaalde wijze van huisvesting. Voor veehouders is dit onuitvoerbaar en toezichthouders kunnen de wet niet handhaven omdat het niet aangeeft waar veehouderijen dan wel aan moeten voldoen.
Convenant dierwaardige veehouderij
Omdat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers, besloot het kabinet om gesprekken te voeren met de veesectoren en dierenwelzijnsorganisaties om te komen tot een convenant dierwaardige veehouderij waarin wél de eisen zouden staan waaraan houderijsystemen moeten voldoen. De deelnemende partijen konden echter niet tot een gedragen overeenkomst komen.
Om toch vooruitgang te boeken op het gebied van dierwaardige houderijsystemen wil Adema de toevoeging in artikel 2.1 schrappen en daarvoor in de plaats een toevoeging plaatsen op artikel 2.2 van dezelfde Wet dieren. Hierin zou dan komen te staan dat het het verboden is om productiedieren permanent de mogelijkheid te onthouden om te kunnen voorzien in soortspecifieke gedragsbehoeften. Wat die gedragsbehoeften zijn en wat er voor nodig is om daarin te kunnen voorzien, wil hij door een volgend kabinet laten vastleggen in een algemene maatregel van bestuur, een AMvB.
Op 4 maart stemt de Tweede Kamer over de voorgestelde wetswijziging van Adema. Indien de wijziging wordt aangenomen, bevat de Wet dieren alle voorwaarden voor een stapsgewijze aanpak in het verbeteren van het dierenwelzijn via verschillende AMvB’s. De bewindsman heeft ook al een eerste pakket maatregelen uitgewerkt voor de vier grootste veehouderijsectoren. Het gaat dan om maatregelen die veehouders zonder grote financiële gevolgen kunnen doorvoeren vóór 2030. Daarnaast heeft Adema een visie uitgewerkt per veehouderijsector tot aan het jaar 2040.
Eerste pakket maatregelen
In de maatregelen tot 2030 wil de bewindsman per 2026 een verbod op individuele huisvesting van kalveren vanaf een leeftijd van zeven dagen en per 2030 een minimale aanvoerleeftijd van kalveren van minimaal 28 dagen. Ook moet per 2026 het gemiddelde hemoglobinegehalte verhoogd worden naar 5,3 mmol per liter (dat is nu 4,5 mmol). Daarna zou het minimale hemoglobinegehalte stapsgewijs verhoogd moeten worden naar tenminste 5,3 mmol per liter. Ook zou vanaf 2026 het verboden moeten zijn om de ijzergift tegen het einde van de mestperiode te verlagen.
Wanneer de minister verder vooruit kijkt, naar 2040, dan voorziet hij dat een deel van de kalveren op melkveebedrijven wordt afgemest. Een ander deel blijft langer op het melkveebedrijf – en bij de koe – dan nu doorgaans het geval is en komt daardoor op latere leeftijd op het kalverbedrijf. Hiermee wordt transport op een kwetsbare leeftijd voorkomen. Kalveren leven dan ook in stabiele, kleine groepen en hebben meer ruimte dan nu. Ze krijgen melk via een speen totdat ze zes weken oud zijn waarbij ze vanaf hun geboorte beschikking hebben over langvezelig ruwvoer en permanent toegang tot water. Stalvloeren zijn schoon, droog en zacht.
LTO: verkeerde focus
LTO Nederland vindt dat de minister de verkeerde focus aanbrengt in zijn voorstellen. Alle dierenwelzijnsopgaven komen op het bordje van de veehouder terwijl er geen koppeling gemaakt wordt naar de markt en consumenten. "Het is geen vraagstuk voor de boer alleen", aldus LTO. De Dierenbescherming verwijt de minister alleen laaghangend fruit te plukken en echte veranderingen door te schuiven naar een volgend kabinet.
Maatregelen tot 2030 t.a.v. vleeskalveren voorgesteld door Adema:
- Elk kalf heeft per 2026 een eigen vreetplaats
- Verbod per 2026 op individuele huisvesting van kalveren vanaf de leeftijd van 7 dagen
- Er wordt per 2030 een eerste stap gezet om de minimale aanvoerleeftijd van kalveren te verhogen zodat zij langer op het melkveebedrijf blijven. De aanvoerleeftijd gaat naar minimaal 28 dagen
- Per 2026: verplichting om het minimale hemoglobinegehalte te verhogen naar tenminste 4,5 mmol/l (in plaats van gemiddeld 4,5) en gemiddeld 5,3 mmol/l
- Het streven is om het minimale hemoglobinegehalte daarna stapsgewijs te verhogen naar tenminste 5,3 mmol/l (conform EFSA). Daarbij komt er per 2026 een verbod om de ijzergift tegen het einde van de mestperiode te verlagen
- Kalveren hebben per 2026 permanente toegang tot schoon drinkwater.
Bekijk meer over:
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland