Dent of flint? Voor beide valt wat te zeggen
De discussie tussen dent- en flintmais neemt toe. Eén van de oorzaken is de klimaatverandering waardoor dentmais – normaal gesproken gevoeliger voor koude – zich ook onder Nederlandse omstandigheden beter ontwikkelt in het voorjaar dan voorheen. Maar er zijn meer voor- en nadelen.
Dent heeft van oorsprong een hogere opbrengstpotentie en een iets betere droogteresistentie. Van dentrassen is ook bekend dat ze een snellere zetmeelverteerbaarheid hebben. Veel van het zetmeel komt daardoor in de pens beschikbaar voor het rosékalf. Van flintrassen is juist de zetmeelbestendigheid groter. Van dit type komt - ten opzichte van dentrassen - meer zetmeel beschikbaar in de darmen. Dat is voor rosékalveren belangrijk als het gaat om de vleesaanzet, en aan het einde van de ronde voor de vetbedekking.
Onverteerd
Te veel bestendig zetmeel kunnen darmen niet verwerken waardoor maiszetmeel onbenut in de mest komt. Flintrassen hebben hier meer last van dan dentrassen. Met name als de maiskuil snel na het oogsten geopend wordt, kan dit fenomeen zich voordoen. Te veel bestendig zetmeel kan zelfs leiden tot verzuring van de dikke darm. Het is daarom belangrijk dat het conserveringsproces van flintmais voldoende lang duurt. Drie maanden na het oogsten is de maiskuil stabiel en is het zetmeel in flintmais goed verteerbaar. Daarom is het advies om kuilen met flintmais na de oogst pas te voeren in het nieuwe jaar.
Voorraad
Niet elke kalverhouder houdt echter een grote voorraad aan en begint in november/december met het voeren van de nieuwe mais. Deze kalverhouders kunnen overwegen om zowel dent- als flintrassen te zaaien. De kuil met dentmais kan dan als eerste gevoerd worden om te voorkomen dat de rosékalveren de eerste tijd mais krijgen die minder goed wordt benut. Ook het maken van een extra, kleine maiskuil, die gevoerd wordt ter overbrugging, kan een oplossing zijn. Zaai hiervoor bijvoorbeeld op één perceel een zeer vroeg ras en kuil deze apart in zodat de mais nog hetzelfde jaar gevoerd kan worden.
Het conserveringsproces kan eventueel versneld worden door inkuilmiddelen die speciaal ontwikkeld zijn voor maiskuilen en een zeer snelle conservering bewerkstelligen.
Eerder oogsten
Een andere optie om te voorkomen dat flintmais een te hoge zetmeelbestendigheid heeft, is de mais eerder oogsten, bijvoorbeeld bij een drogestofpercentage van 34 á 35 procent. Rosékalverhouders opteren echter vaak voor een zo hoog mogelijk aandeel zetmeel en oogsten de mais op 36 tot 40 procent droge stof. Bij hoge drogestofpercentages is de betere zetmeelverteerbaarheid van dentmais een voordeel. Het blijft echter onder Nederlandse omstandigheden de vraag of de meer koudegevoelige dentmais elk jaar een goede beginontwikkeling heeft. Ondanks de hogere temperaturen van de laatste jaren kan het in april en mei nog steeds koud zijn. Telers in Zuid-Nederland kunnen makkelijker voor dentrassen kiezen, dan telers in het noorden van Nederland.
Kwekers
Welke rassen kwekers aanbevelen, hangt vooral af van hun historie. In de ‘corn belt’ in de Verenigde Staten, waar kweekbedrijven zoals Pioneer en Monsanto hun oorsprong hebben, worden overwegend dentrassen geteeld. Het is daarom logisch dat deze kwekers meer dentrassen in het assortiment hebben. In noordwest Europa hebben kwekers (zoals Limagrain, KWS en Syngenta) zich meer gefocust op flintrassen. Gezien de specifieke kenmerken van dent en flint wordt er door kwekers lustig op los gekruist. De meeste rassen die ze aanbevelen zijn daarom kruisingen tussen beide typen.
Lees het volledige artikel in De Kalverhouder die zaterdag 10 februari verschijnt.
Bekijk meer over:
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland