‘Melkveehouderij in kwaliteitsregeling kalverhouderij’

De kalversector werkt al met de kwaliteitsregeling Vitaal Kalf. Hierin is de keten vertegenwoordigd en worden aspecten rondom het kalf gemonitord en gewaarborgd. Melkveehouders zijn nog geen onderdeel van de kwaliteitsregeling. Omdat de maatschappelijke druk op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid toeneemt, ziet Rabobank kansen in een verdergaande samenwerking tussen melkveehouderij en kalverhouderij.

Uitwisseling van informatie geeft namelijk de mogelijkheid om zaken verder te verbeteren. Dit proces begint met informatieuitwisseling en opbouwen van wederzijds vertrouwen. Het is daarom aan beide sectoren om dit versneld op te pakken, aldus Rabobank.

De bank constateert ook dat melkveehouderij en kalverhouderij in de toekomst nog meer afhankelijk worden van elkaar. Ongeveer de helft van het aantal vleeskalveren wordt gehouden in Gelderland en Noord-Brabant. In beide provincies liggen stevige milieuopgaven om de uitstoot van ammoniak te verlagen wat flinke investeringen met zich meebrengt. Niet elk bedrijf zal die keuze maken. Voor de kalverhouderij zal dit als gevolg hebben dat dat de sector krimpt met 10 tot 15 procent, denkt Rabobank.

De bank houdt daarbij ook rekening met het feit dat in bovengenoemde provincies meerdere bedrijven dichtbij Natura 2000-gebieden liggen. Als in 2023 de landelijke beëindigingsregelingen van kracht worden, verdwijnen er hierdoor ook kalverplaatsen in Nederland. Daarnaast zal in Nederland het aanbod van jonge kalveren afnemen door krimp van de melkveestapel. Rabobank verwacht dat het aantal kalverplaatsen verder daalt in percentage dan het aantal stuks melkvee.

De maatschappelijke uitdagingen zijn groot voor de kalversector. Rabobank vindt dat de sector deze uitdagingen actiever moet oppakken. Daarbij kunnen de melkveehouderij en kalverhouderij niet zonder elkaar: in een verdergaande samenwerking zou dit goed naar voren komen. Bijvoorbeeld bij het aanboren van nieuwe afzetkanalen. Zo zouden ook de kosten die gepaard gaan met het invullen van maatschappelijke wensen beter vergoed kunnen worden.