3 procent broeikasgassen komt uit kalverhouderij

De kalverhouderij produceert slechts 3 procent van alle broeikasgassen die voortkomen uit de veehouderij. Met 75 procent stoot de rundveehouderij de meeste broeikasgassen uit.

De varkenshouderij is goed voor 20 procent en de pluimveehouderij - evenals de kalverhouderij - ook voor circa 3 procent. Dat blijkt uit een rapportage van RVO waarin het een samenvatting geeft van tien jaar werken aan een schonere agrarische sector.

Tussen 1990 en 2016 daalde de uitstoot van broeikasgassen (de carbon footprint) van het product kalfsvlees in Nederland met 50 procent (van 14,1 CO2/kg karkas naar 7,1 CO2/kg karkas). De emissies uit aangekocht voer zijn daarbij het meest gedaald, namelijk met 74 procent. Dat is met name veroorzaakt door een verandering in voer van uitsluitend melkpoeder in 1990 (referentiejaar), naar weipoeder als basis voor de kunstmelk. Omdat weipoeder een bijproduct is van de kaasbereiding, heeft dat een veel lagere footprint dan melkpoeder.

De emissie op kalverbedrijven is vrijwel constant gebleven. Dit is een gevolg van een aantal tegengestelde effecten. Enerzijds zijn de methaanemissies in de kalverhouderij toegenomen, zowel uit de pens als uit de mest, door een stijging van het aantal kalveren voor rosévlees en door een veranderend rantsoen van kalveren (ruwvoer in plaats van melk). Anderzijds is de emissie gedaald door diverse efficiencyverbeteringen, inclusief een lagere toekenning van emissies uit de melkveehouderij die meegerekend worden bij de kalverhouderij.

De land- en tuinbouw in Nederland is verantwoordelijk voor 14 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland.