Op 1 januari wordt de regeling UDD (Uitsluitend Door Dierenarts) op enkele punten verruimd. Het betreft het op voorraad hebben van tweedekeusmiddelen en het individueel behandelen van dieren met deze middelen door de veehouder.
In overleg met de dierenarts kan de veehouder vanaf 1 januari maximaal drie bedrijfsspecifieke aandoeningen opnemen in zijn bedrijfsbehandelplan waarvoor hij de tweedekeusmiddelen wil inzetten. De dierenarts mag deze middelen voor een beperkte groep dieren afleveren op het bedrijf, waarna de veehouder de middelen zelf mag toepassen. De dierenarts moet wel vooraf vaststellen of een tweedekeusmiddel noodzakelijk is voor de behandeling. Dit kan bijvoorbeeld door een gevoeligheidsbepaling.
De verruiming van de UDD-regeling komt voort uit een evaluatie waaruit blijkt dat de huidige regeling te weinig bedrijfsspecifiek is. De aandoeningen waarvoor een veehouder tweedekeusmiddelen nodig heeft voor een acute behandeling verschillen per bedrijf immers enorm.
Wanneer veebedrijven buiten hun zogenoemde hoogrisicoperiode zitten, mogen ze het verplichte bedrijfsbezoek vervangen door een contactmoment. Dat houdt in dat een dierenarts niet per se op het bedrijf aanwezig hoeft te zijn, maar bijvoorbeeld ook telefonisch contact kan hebben.
Ook wordt er in de nieuwe regeling een vrijstelling opgenomen voor veehouders die structureel een laag antibioticagebruik hebben. Deze veehouders hoeven niet meer het gebruik van antibiotica te evalueren bij bedrijfsbezoek door de dierenarts en ze hoeven geen reductiedoelstelling op te nemen in het bedrijfsbehandelplan. Daarnaast komt de verplichting om de middelen na een bepaalde periode af te voeren van het bedrijf te vervallen.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland