Slachtpremie

\n Slachtpremie\n

\n Gaan we wel of niet ontkoppelen?
\n Toekomst slachtpremie hangt af van evaluatie in 2008\n

\n Ontkoppelen van de slachtpremie levert voor de kalversector een\n aantal nadelen op. Toch is er een reële kans dat de\n kalverhouderij er in 2009 aan moet geloven. Of ontkoppeling\n daadwerkelijk gebeurt en op welke manier, hangt vooral af van\n een tussentijdse Brusselse evaluatie in 2008. LTO pleit voor\n behoud van de koppeling. Of voor tenminste een vergelijkbaar\n model als in het buitenland.\n

\n Bij het definitief worden van de hervorming van het\n Gemeenschappelijke Landbouwbeleid in het voorjaar van 2004,\n klapte de vakgroep kalverhouderij van LTO nog tevreden in de\n handen: de koppeling tussen productie en premies bleef in\n stand. Voorlopig althans, want de minister gaf aan dat de\n sector moet kunnen anticiperen op een ontkoppeling. Als het\n ministerie niet van dat pad afwijkt, betekent dat een\n ontkoppeling van de slachtpremie in 2009. Voor het opstrijken\n van premies is het dan niet meer nodig om de dieren\n daadwerkelijk op het bedrijf te hebben.\n

\n Verschillen tussen bedrijven
\n Waarom heeft de kalversector grote problemen met ontkoppelen?\n Op de eerste plaats leidt ontkoppeling tot verschillen tussen\n bedrijven. De meeste bedrijven hebben in de referentieperiode\n mede door mkz weinig referentiehoeveelheid opgebouwd. Bij\n ontkoppeling wordt de onderlinge concurrentiepositie sterk en\n vaak negatief beïnvloed. Ook voor integraties die nu premies\n verwerken in de contractvergoeding, is dat lastig. Bovendien\n bestaat de angst dat er veel geld uit de sector wegvloeit. Het\n resultaat is een verzwakte sector ten opzichte van het\n buitenland.
\n Ten tweede beschikken kalverbedrijven over relatief weinig\n grond. Bij ontkoppeling gaan speciale voorwaarden gelden. Het\n is denkbaar dat bij een nieuwe hervorming van het GLB als\n eerste kritisch naar die toeslagen wordt gekeken.
\n Tot slot is binnen de lopende hervorming de mogelijkheid\n opgenomen om na ontkoppeling het totaal aan toeslagrechten in\n Nederland als regiotoeslag te middelen over alle landbouw\n grond. Dat leidt tot een gelijke toeslag per hectare. Het\n grootste deel van het budget van kalverpremies wordt zodoende\n overgeheveld naar grondgebonden landbouw.
\n De tegenstanders van ontkoppeling zijn bang dat dit alles leidt\n tot een concurrentienadeel met andere landen, voornamelijk\n Frankrijk. Dat land heeft ervoor gekozen om de koppeling te\n laten bestaan. Het doemscenario is dat de productie verschuift\n naar landen die per saldo het meest aan een kalf verdienen.\n

\n Evaluatie in 2008
De kalversector mag\n erop rekenen dat er tot 2009 niets verandert. De minister heeft\n in 2004 immers aangegeven dat de sector de tijd krijgt om te\n anticiperen op ontkoppeling. Belangrijk voor het vervolg is de\n evaluatie van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid in 2008.\n Dan krijgen onder andere de omvang van het totale\n landbouwbudget en de hoeveelheid geld voor\n plattelandsontwikkeling een plekje op de agenda. Ook komt aan\n de orde of de uiterste datum voor ontkoppeling (2013) naar\n voren moet worden gehaald en/of regionalisatie een optie is. De\n slachtpremie zal zeker ter sprake komen.
\n De vraag is welke opties er na 2009 zijn. De eerste\n mogelijkheid is ontkoppelen, precies zoals de minister destijds\n heeft aangegeven. De volgende vraag is op welke manier.\n Nederland heeft gekozen voor een historisch model, waarbij het\n gemiddeld aantal dieren in de jaren 2000, 2001 en 2002 het\n aantal rechten bepaalt. Dit is vanwege mkz in 2001 erg nadelig.\n Ook gaat die referentieperiode wel erg ver terug in de tijd.\n Maar wat is wel een representatieve periode? Als de overheid\n voor een nieuwe referentieperiode kiest, dan geldt die voor\n alle sectoren. In theorie kan de minister in 2008 ook voor een\n ander model kiezen, zoals de regionale aanpak met gelijke\n toeslagen of een combinatie. Ook die kans is niet groot, het\n hele Nederlandse stelsel is immers ingericht op het historische\n model. Of dit gunstig of ongunstig uitpakt voor de\n kalverhouderij, hangt van de precieze invulling af.
\n De tweede mogelijkheid, die minder zeker is, is dat de\n koppeling na 2009 toch blijft bestaan. Voor Europa is dat geen\n probleem; elke lidstaat mag een aantal premies gekoppeld\n houden. Het laten bestaan van de koppeling is in ieder geval de\n insteek van LTO (zie kader). Het derde alternatief is dat de\n sector wederom meer tijd krijgt om te ontkoppelen. Dat is dus\n uitstel van de definitieve beslissing.
\n Bij de evaluatie speelt op de achtergrond het WTO-overleg mee.\n Afgesproken is dat de handelsblokken handelsverstorende s\n teunmaatregelen tot 2013 afbouwen. Van de drie categorieën\n steun valt de kalverpremie in de middelste. De meest\n verstorende marktmaatregelen worden het meest afgebouwd. Ook\n het dan heersende politieke klimaat is bepalend. Minister\n Veerman heeft voor uitstel gekozen en de Tweede Kamer is\n daarmee akkoord gegaan. Een nieuwe minister, waarschijnlijk in\n combinatie met een andere samenstelling van de Kamer, hoeft\n zich daar niet aan te houden. Wat dat betreft liggen alle\n opties nog open.\n

\n De tegenstanders van ontkoppeling zijn bang dat dit alles leidt\n tot een concurrentienadeel met andere landen, voornamelijk\n Frankrijk.\n

\n
\n De lange weg van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
\n In 2004 gooit Fischler het landbouwbeleid over een andere boeg.\n Kern van het omvormingsplan is dat overheidsuitgaven niet\n alleen de inkomens moeten ondersteunen, maar ook extra\n resultaten opleveren op gebied van voedselkwaliteit, milieu,\n welzijn, landschap, cultureel erfgoed en sociaal evenwicht. De\n inkomenssteun wordt jaarlijks afgebouwd met drie procent. In\n totaal moeten de uitgaven met twintig procent omlaag.
\n Een nieuwe term is geboren: ontkoppeling. Dat betekent dat de\n steun niet meer afhankelijk is van de productie. Lidstaten\n kunnen zelf kiezen voor een systeem om dit te implementeren:\n met een historisch model, een regionaal model (toeslag per\n hectare) of een combinatie daarvan. Nederland kiest voor\n ontkoppeling op basis van het historisch model. Dat betekent\n dat het gemiddelde van de referentiejaren 2000, 2001 en 2002\n bepalend is voor de bedrijfstoeslag.
\n De premies in de meeste sectoren zijn per 1 januari 2006\n volledig ontkoppeld. Ge zien de concurrentiepositie van de\n kalverhouderij (Frankrijk en België ontkoppelen niet) is voor\n de kalverhouderij de intentie uitgesproken om de slachtpremie\n pas in 2009 te ontkoppelen.\n

\n
\n Bert Loseman: ?Premies moeten bij sector\n blijven?
\n De vakgroep kalverhouderij van LTO maakt zich sterk voor het\n gekoppeld laten van de productie. Voorzitter Bert Loseman ziet\n wel dat de belangen niet allemaal dezelfde zijn. ,,Bedrijven\n die op termijn willen stoppen, hebben gemiddeld genomen meer\n baat bij ontkoppeling dan degenen die doorgaan. Het\n belangrijkste punt voor LTO is dat het toekomstige\n premiestelsel gelijk is aan dat in andere EU-landen, zodat\n Nederlandse kalverhouders in ieder geval geen nadeel\n ondervinden. De minister heeft destijds om die reden aangegeven\n dat op zijn vroegst pas in 2009 wordt ontkoppeld.??
\n Met de evaluatie van het landbouwbeleid in 2008 moet de\n situatie van de kalverhouderij volgens hem zwaar meetellen.\n ,,Onze insteek is duidelijk: de koppeling tussen productie en\n premies moet net zo lang blijven bestaan als in de andere\n EU-landen. En mocht er ontkoppeling plaatsvinden, dan behoren\n de historische premies bij die sector te blijven en mo et een\n reële historische referentieperiode worden gekozen.??
\n In 2008 is Brussel aan zet met de tussentijdse evaluatie. De\n vraag is of Nederland daarvoor al wijzigingen van de eigen,\n lopende uitvoering zal doorvoeren. ,,Mijn standpunt is: niet\n doen. Maar zorg dat er in Brussel goede nieuwe afspraken worden\n gemaakt die eenduidig voor alle lidstaten gelden.??\n

\n
\n  \n