Kalverhouders niet bang voor kaalslag

De uitkomst van de enquête komt overeen met cijfers die RVO onlangs publiceerde. Van de 492 veehouders die zich tot nu toe hebben aangemeld voor de LBV en LBV+-regeling hebben er 78 een kalverbedrijf. Het merendeel van de aanmeldingen (228) betreft varkenshouders, gevolgd door pluimveehouders (101) en melkveehouders (85). Het is echter niet zeker dat al deze aanmeldingen uiteindelijk leiden tot een bedrijfsbeëindiging.

Een derde van de deelnemers aan de enquête verwacht dat de stallenvergoeding voor kalverhouders te laag is waardoor de deelname niet overmatig is. Nieuwe stallen van vijf jaar oud kunnen tot 685 euro per vierkante meter staloppervlak opleveren. Oude stallen van bijvoorbeeld veertig jaar moeten het doen met 152 euro per vierkante meter. Omdat kalverhouders met oude stallen wél altijd geïnvesteerd hebben in hun stal (groepshuisvesting, automatisch melkinstallatie, etc.) valt de vergoeding voor hen relatief laag uit.

Nog eens een derde denkt dat er te veel onzekerheden blijven voor ondernemers waardoor slechts een beperkte groep zal deelnemen. Deze onzekerheden betreffen voornamelijk de functieverandering van de huidige locatie. Anders dan de stoppersregeling is de functiewijziging van de locatie ná bedrijfsbeëindiging een publiekrechtelijke zaak waar de gemeente en provincie over gaan. Dit proces kan lang duren waarbij de uitkomst onzeker is. Ondernemers zijn bang na meedoen met de stoppersregeling tussen wal en schip te belanden.

Rondom de Veluwe zijn 558 kalverbedrijven aangemerkt als piekbelaster en komen dus in aanmerking voor de LBV+-regeling. In de rest van het land gaat het om nog eens vijftig kalverbedrijven.